Banjul-Barra, Gambia

2011-10-31 njaba kunda gambia 802 Om vóór de vrachtwagens op de gammele Gambiaanse veerboot te komen, moet ik met mijn koffer en rugzak flink rennen. Dit is de belangrijkste verkeersader van Gambia: de verbinding van Barra op de noordoever van de rivier naar de hoofdstad Banjul op de zuidoever.

Ik werk mezelf en mijn bagage naar het tweede bovendek; ik weet inmiddels wel de meest comfortabele plekjes aan boord. Het dek is vol mensen maar in het donker kan ik geen enkel gezicht meer zien. Na even zoeken vind ik twee lege bankjes tegenover elkaar. Ik schuif mijn bagage onder de ene en ga op de andere zitten. In de verte hoor ik twee westerse stemmen klinken. De meeste Gambianen beginnen pas weer te praten als de boot eenmaal vaart. 

 Langzaam, heel langzaam, zet de pont zich in beweging. Het tij trekt aan de boot, waarvan nog maar 2 van de vier motoren het doen. De oude brombeer moet zigzaggen om tegen de stroom op te kunnen. Niet iedereen durft nog met de ferry. Ik ken zelfs mensen die om die reden niet meer naar de Northbank gaan. Bang om op drift te raken en stuurloos op de Atlantische oceaan te belanden. Wat als er nog een motor uitvalt? Ik kan die angst steeds beter invoelen.

 De lichten van Banjul komen maar niet dichterbij. In de warmte van de avond ga ik verzitten, zodat ik de wind in mijn gezicht krijg. Ik bel en sms mijn vrienden op de Northbank dat ik veilig en wel op de ferry zit en mijn vrienden op de Southbank dat ik eraan kom. In het licht van de vele mobiele telefoons kan ik nu soms wat gezichten zien. Een tweelaags passagiersschip dat luxetochtjes op de Gambiarivier doet, schiet ons als een speer voorbij. Ik concentreer me op de schitterende sterrenhemel en probeer me geen zorgen te maken. De boot bromt dringend, maar lijkt stil te blijven liggen. Alleen de richting van de boeg verandert soms.

Na anderhalf uur zijn we geen steek opgeschoten. In tegendeel, de steiger van Barra komt weer nader. De lichten van het havenhoofd zijn zelfs angstig nabij. Her en der staan mensen op, maar de meeste Gambianen blijven opmerkelijk rustig. Komt dat soms vaker voor, dat je gewoon weer wordt teruggeblazen naar Barra? En wat dan, hoe kom ik dan aan de overkant? Wat als ik hier moet overnachten?

 Ik loop naar de trappen en kijk wat ongerust om me heen. Een jonge jongen begint het geijkte praatje en zegt tegen me dat hij wel met ‘someone like you’ wil trouwen. Als ik zeg dat ik al bezet ben en ‘double his age‘ (een heel on-Gambiaans argument), zegt hij ‘that’s why I said, someone LIKE you!’ Ik ben niet in de stemming om net zo gevat te antwoorden. De ferry heeft nog wat moeite met recht voor de steiger te komen. Er komt een auto van de kade de aanlegplank opgereden om deze naar beneden te duwen. Anders kunnen auto’s de veerpont niet verlaten. Hè, maar dit tafereeltje heb ik toch ook op de Southbank gezien? Ik kijk nog eens naar het bord boven de aanlegsteiger. ‘Welcome to Banjul‘, staat er. Dan pas dringt het tot me door: ik ben ter bestemming. Niet de boot is teruggeblazen, maar ik was van positie veranderd.

In het haventje van Banjul liggen ondertussen al twee jaar twee goede ferries te wachten om in gebruik genomen te worden. Gekregen van Griekenland. De aanlegsteiger is echter niet geschikt voor deze degelijke ferries. Een nieuwe steiger is al twee jaar in de maak, maar het werk ligt stil. Het geld daarvoor kreeg Gambia er niet bij.

(7 november 2012)

Inclusief, huh?

Met name in het onderwijs heerst er nogal een taboe op de woorden ‘inclusie’ en ‘inclusief onderwijs’. Zelfs bij passend onderwijs hebben sommige mensen het al.  Voormalig staatssecretaris Sharon Dijksma maakte het er niet beter op door bij elke spreekbeurt te vertellen wat passend onderwijs niet was: “het is geen inclusief onderwijs, we gaan niet het speciaal onderwijs afschaffen.”

Sharon, bedankt. We hebben er meer aan te weten wat iets wel is. Een wenkend perspectief, een stip op de horizon. Voor mij is dat een samenleving waarin iedereen opvalt en niemand uitvalt. Waar je mag zijn wie je bent, je mogelijkheden kunt ontdekken en ontplooien. En waar iedereen ervan uitgaat dat ook jij kunt meedoen en iets hebt bij te dragen.

Dat gaat niet over afschaffen, maar over anders inzetten. Die geweldige Nederlandse rijkdom aan kennis en vaardigheden in het speciaal onderwijs, de jeugdzorg en gezondheidszorg, zullen we die inzetten ter ondersteuning van het normale leven? Als een bedding van support, zo aangepast als nodig is, maar zo normaal en midden in de samenleving als mogelijk?

Mari Sanders inspireert

Je bent een jonge filmmaker. Je hebt het geweldige talent om een verhaal te vertellen dat raakt, met beelden die verrassen. Zoals Mari Sanders. Op het Nederlands Filmfestival in Utrecht ging zijn afstudeerfilm in première, Rue des Invalides. RKK maakte een heel persoonlijk portret van hem. Mari ontdekte eigenlijk pas 2 jaar geleden dat hij gehandicapt was, dankzij een docente van de filmacademie die hem een spiegel voorhield. ‘Daarvoor had hij eigenlijk nog nooit gerouwd om wat hij mist,’ zegt ze. In andermans ogen is Mari al sinds zijn geboorte gehandicapt, hij kan namelijk niet lopen. Maar Mari ziet hindernissen als uitdagingen die hij kan overwinnen. Toen hij op zijn veertiende aangaf dat hij filmmaker wilde worden, dacht de mytylschool daar trouwens nog heel anders over.

Ook zijn ouders komen aan het woord. ‘Hoe voelt u zich, nu hij straks de rode loper betreedt?’, vraagt de interviewer. Trots, zegt mam. Dankbaar, zeggen beide ouders. “Dat hij deze kans gekregen heeft en nu af kan studeren. Als ouder kan je niet zoveel, alleen maar wat voorwaarden scheppen.”

VN-definitie van Handicap: het sociale nadeel dat iemand heeft als gevolg van een beperking, door de manier waarop de samenleving is ingericht.

Mari daagt die sociale nadelen uit en zet ze om in zijn voordeel. Maar wat zou het mooi zijn, als ouders niet meer dankbaar hoeven zijn dat hun kind zijn talenten kan ontplooien.