Het is al vrij laat als we vanuit Farafenni in Barra aankomen. De kleine veerboot is net weg en de grote laat nog wel anderhalf uur op zich wachten. Het is nog maar de vraag of mijn chauffeur Bafoday, die ook naar de overkant moet, er met zijn auto op zal passen. We moeten dus afscheid nemen. Ik moet hem voor al die dagen vaardig chaufferen en prettig gidsgezelschap nog betalen. We hebben een goede prijs afgesproken, maar tot nu toe wilde hij slechts een keer wat benzinegeld. Hij wil het geld pas op het allerlaatste moment in handen krijgen en dan meteen in Barra op de bank zetten. Hij heeft me de slips van zijn twee rekeningen laten zien: een waarop hij de lening aan zijn oom uit de States afbetaalt. hiermee heeft hij zijn nering en grote trots gekocht: een degelijke derdehands Mercedes. De andere rekening is voor het onderhoud van zijn wagen. Dat is door de Gambiaanse wegen nogal een prijzig geintje op zich.
Hij wil zoveel mogelijk kunnen storten. Als hij geld op zak heeft, moet hij voortdurend leden van de extended family en vrienden iets toestoppen. Daarvan zijn we er inderdaad de afgelopen twee weken nogal veel tegengekomen. Als je geld hebt, geef je aan de ‘familymembers’ die geen geld hebben, en andersom. Zo leeft iedereen op de pof en heeft niemand geld om te investeren. En in het kleine Gambia lijkt iedereen wel familie van elkaar. Als iemand tegen je zegt, ‘This is my brother’, hoeft er niet per sé sprake te zijn van een directe familierelatie, maar is de band wel zo hecht dat hij zijn bezit met de brother deelt. Zojuist nog kennis gemaakt met zijn neef Solomon. De vierde zoon van zijn halfbroer, een kleinkind van zijn vader en diens tweede vrouw. Dat is nog zeer nabije familie en dus kreeg ik een kadootje van Solomon. De rest van de dag loop ik met het continent Afrika aan een kettinkje om mijn hals.
‘Then you do the cash management!‘, had ik gezegd. Nu moet ik van de 16.000 dalasi er nog 14.500 betalen. Mijn eigen cash management blijkt echter niet zo goed. Ik kom 2.500 te kort! Hij vertrouwt er blindelings op dat het wel goed komt. Ik geneer me, de rijke toubab die op de pof meerijdt met de ploeterende taxichauffeur. Al met al moeten we rennen, opdat ik nog aan boord kom voordat de vrachtwagens uit Senegal de boot op rijden. Even later sms’t Bafoday dat hij inderdaad moet wachten op de volgende ferry. Een van de leraren van Njaba Kunda neemt 2 dagen later het geld voor hem mee naar de North Bank. Via de sms lees ik dat alles op zijn pootjes is gekomen. Bafoday’s auto is weer een beetje meer van hem.